Binnen de verslaving aan een stof wordt er ook gesproken over een lichamelijke en geestelijke verslaving. Een lichamelijke verslaving houdt in dat het menselijk lichaam gewend is geraakt aan de stof die intensief gebruikt wordt, en zich heeft aangepast aan die stof. Wordt er in zo'n geval gestaakt met het gebruiken van die stof, dan ontstaan er ziekteverschijnselen zoals koorts, slapeloosheid en braken. Dit noemt men onthoudingsverschijnselen. Het steeds meer nodig hebben van een verslavende stof om hetzelfde effect te bereiken noemt men tolerantie, wat vrijwel altijd voorkomt bij een verslaving.
Geestelijke verslaving betekent dat iemand een stof denkt nodig te hebben of denkt lekker te vinden en niet meer zonder kan. Deze vorm van verslaving is persoonsgebonden, omdat verschillende mensen verschillende dingen 'lekker' vinden. Bij geestelijke verslaving kan iemand zodanig naar een stof verlangen dat alle gedachten draaien om het gebruiken en verkrijgen van die stof. De mentale verslaving kan de chemische balans binnen de hersenen verstoren en daardoor ook een daadwerkelijke lichamelijke invloed hebben.
